Gea: ‘De zorgen voor mijn moeder namen de rouw om mijn vader over’
Toen de vader van Gea van Dijkhuizen plots ernstig ziek bleek, kwam aan het licht dat hij voor iedereen had verzwegen dat haar moeder leed aan dementie. “Ze begreep niets van wat er gebeurde en raakte enorm in de war.”
“Het was juli 2019 toen de telefoon ging. Ik maakte net aanstalten om zoals elke donderdag boodschappen te doen voor mijn ouders. ‘Kom maar niet, ik ben ziek,’ zei mijn vader. Dat was niks voor hem. Mijn ouders keken allebei altijd erg uit naar dit vaste moment in de week, dus ik ging met een tas vol verse groenten toch naar ze toe. Hoe slecht hij zich voelde, werd onderstreept door mijn moeder. ‘Je vader heeft al lang last van zijn buik en slaapt halve nachten in de stoel.’
Stuk van mezelf kwijt
“Uit het niets had ik twee zieke ouders. Mijn zusje en ik verdeelden de taken en bezoekuren terwijl een aantal buren een oogje in het zeil hield bij mijn moeder. De eerste week dat mijn vader in het ziekenhuis lag, appte hij elke dag om te vragen hoe het met mijn moeder ging. Hij deed monter, maar hij was bang. Verschillende onderzoeken wezen aanvankelijk richting darmkanker, maar niet veel later bleek het buikvlieskanker waar niks meer tegen te doen was. Zeven dagen later overleed hij.
In twee weken tijd was ik mijn vader verloren en mijn moeder kwijt. Al drong dat besef niet echt door. Daar was ook geen tijd voor, de zorgen voor mijn moeder namen de rouw om mijn vader over. Elke dag werd zichtbaarder hoe ernstig het was. Ze belde honderd keer per dag, nam haar medicijnen dubbel in, wist niet hoe de magnetron werkte en at daarom maar kant-en-klaarmaaltijden die ze verwarmde in een bak heet water. Ze belde een keer midden in de nacht dat er van alles aan de hand was en was gevallen. Toen ik voor hun seniorenappartement parkeerde, stond de voordeur wagenwijd open en vond ik haar liggend in bed. Ze was vergeten dat ik een sleutel had.
Ze kon daar niet meer alleen blijven, maar er was nog niks geregeld, ze had zelfs nog geen indicatie. Die volgde snel: het was ernstig. Zelfstandig wonen mocht niet meer en ze kwam op een wachtlijst. Buren hielden een oogje in het zeil, maar eigenlijk kon het al niet meer. Ze verzwakte zienderogen, at alleen nog maar kwark. Toen heb ik alle instanties gebeld. ‘Luister, ik weet niet waar jullie op wachten, maar vandaag of morgen vind ik haar gewond of dood in huis.’ Toen werd er binnen een paar dagen een plek voor haar gecreëerd in een verzorgingshuis.”
Mezelf voorbijgelopen
“Er gebeurde zo veel in een korte tijd, het wilde maar niet landen. Ik kan me mijn vaders begrafenis niet eens meer goed herinneren. De kaarten weet ik nog, maar de rest ging in een waas voorbij. Ik meldde me ziek, maar ging kort daarna terug naar kantoor. Eigenlijk had ik verwacht dat er meer tijd en ontspanning zou komen als mijn moeder in een verzorgingshuis zou zitten. En ja, het was een geruststellende gedachte dat ze veilig en warm was, ze haar eten en medicatie kreeg, maar er wordt tegelijkertijd nog veel van je verwacht als kind. Het regelen bleef, de zorgen bleven ook. Ik had het eerst niet zo door, maar ergens daar ben ik mezelf compleet voorbijgelopen.
Mensen om me heen gaven aan dat ik ‘anders’ was geworden. Steeds meer lichamelijke signalen maakten dat ik moest toegeven dat ik pauze nodig had. Maar deze keer wilde ik het anders doen. Niet alleen een tijdje niet bezig zijn met werk, maar ook hulp om de gebeurtenissen en mijn emoties op een rijtje te krijgen. De psycholoog bij wie ik terechtkwam, verwoordde het precies zoals het was. Ze zei: ‘Jij bent op het moment dat je je vader verloor allebei je ouders kwijtgeraakt en daarbij ook een stuk van jezelf.’ Pas toen kon ik het verlies echt voelen en het verdriet toelaten dat daarbij vrijkwam.
Achteraf denk ik dat mijn vader al veel langer voelde dat hij ziek was, maar zijn zorgen om mijn moeder waren groter. De band tussen hem en mij was vroeger al het sterkst. Mijn moeder en ik hielden van elkaar, maar we hadden ook altijd wel strijd om van alles. Ik leek meer op mijn vader, tussen ons ging het altijd vanzelf. Met hem ging ik de stad in, iets wat met mijn moeder steevast eindigde in bonje. En toen ik nog kleiner was, was het mijn vader die vlechten bij me maakte of de van lakens gemaakte papillotten in mijn haar draaide voor het slapengaan, zodat ik wakker werd met krullen.”
Niemands dochter meer
“Je ouders blijf je vasthouden tot ze er niet meer zijn, maar ik moest ook loslaten. Met name loslaten van mijn eigen verwachtingen. De vrouw die mijn moeder was, kwam niet meer terug en daar moest ik niet langer tegenin proberen te gaan. Die mindset heeft me veel gebracht. Er gebeurde onverwacht iets moois; we groeiden naar elkaar toe. Met het wegvallen van mijn vader waren we op elkaar aangewezen. Het was geen moeder-dochterband, maar er kwam wel iets voor in de plaats wat ik nog niet goed kan omschrijven. Misschien komt een nieuwe vriendschap nog het meeste in de buurt. We hebben samen nog vaak gelachen in die laatste jaren. Die ruimte ontstond toen ik het besluit nam om geen strijd meer aan te gaan. Mijn moeder had haar eigen tijdlijn en werkelijkheid gekregen. Wat voor zin had het haar te corrigeren als ze iets zei dat niet klopte? Het frustreerde alleen maar en daarmee werd niks beter. Vanaf het moment dat ik meeging in haar wereld viel er een hoop irritatie weg waardoor er meer plaats kwam voor liefde. Mijn moeder hield ontzettend van aandacht, dus als ik bij haar was, liet ik alles om haar draaien.
Ze genoot er zichtbaar van. Mijn vader kocht altijd bloemen voor haar. Niet één bosje maar wel vijf zodat de hele kamer volstond. Daar pronkte ze altijd graag mee. Deze ‘taak’ nam ik op me. Grote bossen nam ik mee naar het verzorgingshuis. ‘Weet je wat mam, laten we deze in de gezamenlijke woonkamer neerzetten. Dan kan iedereen ervan genieten.’ Prachtig vond ze dat. ‘Kijk eens van wie we deze mooie bloemen hebben?’ zei ze dan tegen iedereen die het maar wilde horen.
Ze ging achteruit en gaf steeds vaker aan dat ze niet meer wilde. Zo vergeetachtig als ze was, zo ‘slim’ werd ze ook. Ze gooide haar medicijnen weg als de kans had, verstopte haar gehoorapparaten in haar toetje en toen ze later beademing nodig had, trok ze de slangetjes er steeds uit. ‘Ik heb het gevoel dat mijn man wil dat ik bij hem kom,’ zei ze een keer. ‘Dat is goed mam, ga maar,’ antwoordde ik. De verpleging vertelde me later dat ze de hele middag vrolijk was geweest nadat ik die woorden had uitgesproken. Dat zei mij genoeg, ze was klaar hier. Maar ik kon haar niet helpen. Omdat wij niet hebben geweten dat ze begon te dementeren hebben we nooit een euthanasieverklaring kunnen vastleggen omdat ze zelfstandig geen beslissingen meer kon nemen.”
Tijd om los te laten
“Onze laatste wandeling samen vergeet ik nooit meer. Mijn moeder had zich kort daarvoor ernstig verslikt waardoor ze bijna was gestikt. Ze had zuurstof nodig en verzwakte erg door alle medicatie. De zon scheen en ik dacht: even naar buiten is fijn. Dus wikkelde ik haar in dekens en nam haar in de rolstoel mee naar buiten. Ik denk dat we wel een uur op een zonnig plekje hebben gestaan. Mijn moeder had haar ogen dicht, zei niks en af en toe stokte haar adem, maar ik weet zeker dat ze genoot.
Daarna verslechterde het snel. ‘Je hoeft niet te blijven mam,’ zei ik telkens als ik bij haar was. De laatste avond heb ik het nog hard in haar oren geschreeuwd. Ik wilde zeker weten dat ze me hoorde. Het voelde gek, maar ik meende het. Het was tijd om los te laten. Ze had geen kwaliteit van leven meer en dat is eigenlijk nog veel erger dan doodgaan.
Op 22 oktober werd ik weer gebeld. Mijn moeder was overleden. Natuurlijk waren er tranen, maar ik was niet intens verdrietig. Afscheid had ik de afgelopen jaren steeds een beetje genomen. Ik was vooral opgelucht. Voor haar, voor ons allemaal. Mijn moeder heeft het op een bepaalde manier ook wel ‘makkelijker’ voor me gemaakt door zo duidelijk aan te geven dat ze echt niet meer wilde. Doodgaan was een verlossing voor haar en die gunde ik haar al zo lang. Ze zeggen toch weleens; het is goed zo? Dat gevoel heb ik echt. Ik ben niemands dochter meer, maar ik voel me niet zielig. Het gaat eigenlijk heel goed met me. Voor het eerst in jaren ben ik rustig.”
Bron; Margriet