Mensen met dementie doen soms dingen die je niet begrijpt. Dit zogenoemde onbegrepen gedrag komt heel vaak voor. Zo’n 80 tot 90 procent van de mensen met dementie vertoont vroeg of laat ander (problematisch) gedrag. Onder onbegrepen gedrag valt al het gedrag van de persoon met dementie dat door deze persoon zelf en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren.
Voor onbegrepen gedrag worden verschillende termen gebruikt zoals probleemgedrag, moeilijk hanteerbaar gedrag of veranderend gedrag. Het kan gaan over klagen, repetitief gedrag, (nachtelijke) onrust, loopdwang, snel(ler) boos, argwanend, apathisch en agressief gedrag. Om goed met het gedrag om te gaan, is het van belang het gedrag te begrijpen. Pas als je de oorzaak van het gedrag achterhaalt, kun je de juiste aanpak of behandeling kiezen.
Oorzaken van onbegrepen gedrag
Oorzaken van onbegrepen gedrag zijn bijvoorbeeld dat mensen zich lichamelijk niet lekker voelen en dat niet kunnen uiten, dat ze bepaalde onvervulde behoeften hebben of dat de omgeving niet goed op hen reageert of te weinig uitdagend is.
De gedragsproblemen kunnen geleidelijk ontstaan of plotseling optreden. Het verloop van onbegrepen gedrag is niet te voorspellen. Het gedrag kan erger worden, redelijk stabiel blijven, maar ook spontaan verminderen. Dementie verloopt bij iedereen anders. En daarnaast is natuurlijk ook elke persoon verschillend.
In hoeverre gedrag als een probleem wordt ervaren is afhankelijk van de context en van de waarneming en verwachtingen van de betrokkenen. Belangrijk is om als zorgverlener altijd op zoek te gaan naar de oorzaak van onbegrepen gedrag. Zo kan het zijn dat iemand niet meer wil eten omdat hij pijn heeft aan het kunstgebit of zijn schoenen niet meer aan wilt omdat deze knellen. Soms is de oorzaak echter lastiger te vinden.
Richtlijn probleemgedrag bij dementie
- Psychotisch gedrag (wanen en hallucinaties)
- Depressief gedrag (lusteloos)
- Angstig gedrag
- Geagiteerd gedrag (rusteloos, prikkelbaar, agressief, roepen, nachtelijke onrust en seksueel ontremd)
- Apathisch gedrag (geen initiatief, passief)
8 kernelementen: omgaan met onbegrepen gedrag
Zorg aan mensen met dementie, en het omgaan met onbegrepen gedrag, moet aan onderstaande acht elementen voldoen. Het Trimbosinstituut en Vilans hebben deze in 2013 samengesteld op basis van de bestaande richtlijnen. Dit gebeurde in opdracht van de Inspectie (IGJ). De kernelementen zijn een hulpmiddel voor zorgverleners bij de zorg voor mensen met dementie.
- De zorgaanbieder legt vast hoe de medewerkers omgaan met mensen met dementie en hoe deze mensen worden verzorgd.
- De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag. De medewerker kent de levensgeschiedenis, weet waar de cliënt blij van wordt en wat hem of haar helpt. De medewerker herkent signalen van het onbegrepen gedrag en reageert hierop. De medewerker maakt hierover verslagen zodat anderen hiervan kunnen leren.
- Familie en mantelzorgers zijn betrokken bij de aanpak van de zorg. Samen wordt besproken wat zorgverleners kunnen doen om de cliënt rustig te maken als hij of zij onrustig wordt. Ook wordt besproken in welke situaties bijvoorbeeld de keuze wordt gemaakt om toch rustgevende medicatie te geven.
- Een verzorgende, arts en psycholoog bepalen samen de doelen van de zorg en bij welk gedrag wordt ingegrepen. Soms wordt dit bepaald met meerdere zorgverleners, maar altijd met een verzorgende, arts en psycholoog.
- Het team van verzorgende, arts en psycholoog maakt een analyse van het onbegrepen gedrag. Zijn lichamelijke factoren of medicijngebruik oorzaak van het onbegrepen gedrag? Heeft de cliënt een psychische stoornis? Of komt het onbegrepen gedrag door gebeurtenissen uit het verleden of hoe met de cliënt wordt omgegaan?
- Om de risico’s van het onbegrepen gedrag te verkleinen, probeert de medewerker agressie of extreme onrust te voorkomen zonder medicijnen toe te dienen. Dit kan door bijvoorbeeld rustgevende activiteiten aan te bieden, het laten horen van rustgevende geluiden, door handmassage of een pluche knuffel te geven. Dit legt de medewerker vast in het zorgplan.
- Medicijnen die angst verminderen of mensen rustig maken, de zogenoemde psychofarmaca, worden gebruikt volgens de landelijk geldende richtlijnen.
- De verzorgende, arts en psycholoog bespreken de afspraken minstens twee keer per jaar. Bij deze evaluaties kijken ze altijd of het gebruik van medicijnen die angst verminderen of mensen rustig maken, de psychofarmaca, kan worden gestopt.
bron ; zorg voor beter.