Gedragsveranderingen bij ziekte van Alzheimer.
Een korte maar duidelijke omschrijving: de stadia van de ziekte Alzheimer.
- In het begin zijn er geleidelijke toenemende geheugenstoornissen zowel in het korte als in het langere termijn geheugen.
- De persoon met Alzheimer realiseert zich het verlies van denkvermogen en ergert zich hieraan.
- Herhaalt dezelfde verhalen, schrijft alles zorgvuldig op, gebruikt bestaande woorden.
- Kan egocentrisch worden; minder met een ander bewogen.
- Kan dwangmatig worden, niet meer zo soepel.
- Kan achterdochtig worden en reageert soms geprikkeld; gauw kwaad of verdrietig; kan moeilijk gevoelens beheersen, kan geen frustraties verdragen.
- Het geduld kan snel op zijn, wil direct geholpen en of gehoord worden.
- Het gebeurt vaak dat er op een andere toon gepraat wordt; breedsprakerig, lijzig, zeurend.
Wanneer de persoon met dementie verder in het proces is kan er het volgende ontstaan:
- Door het verstoord geheugen kan er dwaalgedrag ontstaan; weet niet meer waar naar toe.
- Het oriëntatie vermogen verdwijnt.
- Er wordt minder deel genomen aan gesprekken, omdat deze steeds moeilijker te volgen zijn.
- Kan gelezen krant, tijdschrift, of gezien journaal niet terug halen.
- Afspraken worden vergeten of ontkent.
- Confabuleren; opvullen van geheugengaten als zijnde echt gebeurt.
- Angst en onzekerheid nemen een steeds belangrijkere plaats in.
Als naaste van een persoon met dementie is het belangrijkste hoe je iemand benaderd met dementie, belangrijk om voor uzelf zo min mogelijk spanningen op te bouwen en minder irritaties.
Benaderingswijze;
Zolang er enigszins voor opengestaan wordt kun je op de realiteit ingaan.
Stel jezelf empathisch op.
Vraag door bij bijvoorbeeld achterdocht; wie, wat, waar, wanneer. Vraag niet waarom, daar heeft iemand met geheugenstoornissen geen antwoord op.
Bij het herhalen van verhalen; reageer door aan te geven met; “ja, dat vertelde U al eens”.
Bij ongeduld, stel iemand op zijn gemak, alles wordt immers zo snel mogelijk geregeld.
Een grote kalender die per dag de datum aangeeft en waarop nog volop geschreven kan worden geven enigszins rust.
Vertel zelf wat je bijvoorbeeld in de krant hebt gelezen, vraag niet of zij/ hij het nog weet.
Waarnemingen in een later stadium.
- Controle van lichaamsfuncties en gevoelens; bijvoorbeeld overdadig of juist onvoldoende gekleed.
- Vermogensverlies; bijvoorbeeld bij aankleden, wassen, eten.
- Onbewust zijn van woede en verdriet.
- Niet gericht meer kijken; meer doelloos. Mechanisch lopen, krampachtig bewegen.
- Er worden minder prikkels opgevangen vanuit de omgeving.
- Doelloos rondlopen.
- Verlies van besef in tijd, plaats en persoon.
- Verlies van besef in namen en rollen van dierbare personen, herkent eerst kleinkinderen niet en later ook eigen kinderen niet meer.
- Verlies van gebruiksvoorwerpen, en namen hiervan.
- Decorum verlies; verlies van fatsoen.
Benaderingswijze;
Blijf respectvol, doe de kleding zoals het hoort zonder daar veel woorden over vuil te maken.
Bij woede en verdriet; blijf rustig, geef troost, als deze niet geaccepteerd wordt, laat het dan even rusten, dring jezelf niet op.
Zorg voor een prikkelarme omgeving, niet veel snuisterijen die af kunnen leiden en kwijt kunnen raken, geen radio en t.v. aan, als dit als teveel wordt ervaren.
Bij verlies van tijd, plaats en persoon; geef antwoord op vragen; wie ben je welke dag is het vandaag; geef na enkele keren de vraag terug; wie ben ik, welke dag is het vandaag.
Bij visite kan het gebeuren dat deze mensen erg opdringerig zijn in het willen weten wie zij zijn, haal de wind uit de zeilen door zelf snel antwoord te geven; dit voorkomt zeer pijnlijke situaties.
Bij decorum verlies geef hulp of schakel hulp in, maak er geen bijzonderheid van.
Benader validerend; ga mee in de belevingswereld ( zonder voor de gek te houden)het is op een gegeven moment ook niet meer belangrijk welke dag het is. Het is hun realiteit.
Voorbeeld; kinderen die thuis komen eten, speel hierop in zoals het vroeger was.
Waarnemingen in het laatste stadium.
Ziekte Alzheimer neemt op een gegeven moment al het geheugen weg, er blijft alleen nog gevoel en emotie over.
- Belevingsstoornissen; gesproken woord wordt niet begrepen, niets is boeiend.
- De omgeving wordt als vreemd ervaren, waardoor angst en verdriet ontstaat.
- Lichamelijke kenmerken; voorovergebogen lopen en zitten, verslapte spieren, incontinent.
- Vaak friemelgedrag, handelingen herhalen.
Benaderingswijze;
Bij angst en verdriet, laat de stem dalen spreek zacht en bemoedigend; niet betuttelen.
Kijk wat de reactie is op aanraken, strelen en oogcontact.
Masseer indien U dit kunt de spieren, of laat dit doen.
Bij friemelgedrag geef iets om te friemelen, soms kan een pop iemand helemaal opfleuren; dit kan U erg tegen de borst stuiten, maar bedenk het gaat om het geluk en tevredenheid van uw familielid.
Houd iemand zijn- haar hand vast en streel deze zacht.
Hoe beschermt u zichzelf
- Blijf jezelf zolang dit kan.
- Zoek steun bij overige familieleden, of lotgenoten.
- Neem de ruimte om je verdriet en onzekerheid te verwerken, het is immers al een rouwverwerking, loslaten van alles wat jou houvast gaf; je thuis, geborgenheid, veiligheid.
- Probeer de humor niet uit het oog te verliezen, je straalt non verbaal meer uit dan je denkt.
- Blijf niet corrigeren, dat frustreert alle partijen.
Wat kun je betekenen als familie:
- Doe datgene wat altijd leuk werd gevonden; buiten wandelen, winkelen, ( erg kort houden) in de tuin zitten met kopje koffie. Foto’s bekijken; samen een levensboek maken; is leven in vogelvlucht.
Voor latere stadia;
- Snoezelen, licht klasieke muziek, sprookjes, geuren, smaken, in bad onder begeleiding
- Ga niet enkel op visite, maar toon betrokkenheid.
- Praat met rustige lage stem, arm om de schouder, geef geborgenheid, veiligheid, warmte, liefde, indien gewenst.
- Bij opname licht de verzorging en activiteitenbegeleiding in hoe iemand in het verleden was: gedrag, hobby’s, gewoontes, relaties.
bron: cursusboek Jeanne van Kasteren, omgaan met dementie.