Omgaan met dementie: wat je wel of niet moet doen
Iedereen wil zich veilig voelen. Je wilt als volwassen mens worden behandeld. Ook als je dementie hebt. Dat begrijpen de meeste mensen wel. Toch kan dat in de praktijk best lastig zijn. Hoe praat je tegen iemand met dementie? Wat moet je doen? En wat juist niet?
- Hoe je praat tegen iemand met dementie
- Dit kun je wél doen bij dementie:
- Dit kun je beter niet doen bij dementie:
Hoe je praat tegen iemand met dementie
Iemand met dementie verliest soms de betekenis van woorden. Als dit gebeurt, kun je helpen door op een andere manier te praten. Niet wát je zegt is belangrijk, maar hóe je het zegt. De toon van je stem, je lichaamstaal en de omgeving zorgen dat iemand met dementie je toch begrijpt.
Iemand met dementie begrijpt je beter als je:
- De ander aankijkt
- De ander even aanraakt tijdens het praten
- Een gebaar maakt bij wat je zegt. Bijvoorbeeld ‘Wil je koffie?’, met een drinkgebaar
- Praat over het hier en nu, de dingen die je ziet. ‘We gaan eten’ is makkelijker te begrijpen als de tafel gedekt is en er een pan met eten staat.
- Behandel iemand met dementie als een volwassene. Praat niet alsof je tegen een kleuter praat. Dat kan voor irritatie en angst zorgen.
Lees voor meer tips en uitleg de artikelen:
‘Tien tips voor betere communicatie’ en ‘Moeite met praten door taal- en spraakproblemen’
Dit kun je wél doen bij dementie:
- Zorg voor rust en regelmaat. Opstaan, eten en gaan slapen iedere dag op (ongeveer) dezelfde tijden.
- Doe niet te veel op één dag.
- Bewegen is goed. Lees meer over lichaamsbeweging in het artikel ‘In beweging blijven met dementie’.
- Buiten zijn is goed.
- Gebruik alle zintuigen. Als je het onderwerp waar je over praat ook kunt ruiken, zien of horen, is de kans groter dat de ander je begrijpt.
- Praat in korte zinnen.
- Praat niet als een kleuterjuf, maar wel eenvoudig.
- Zeg één ding in één zin. Dus niet: ‘Zullen we boodschappen doen en daarna koffie drinken?’ Maar: ‘Zullen we boodschappen doen?’
- Geef de ander de tijd om te begrijpen wat je zegt of bedoelt.
Kijk ook eens bij Samen Dementievriendelijk. Volg bijvoorbeeld één van de gratis trainingen ‘omgaan met dementie’.
Dit kun je beter niet doen bij dementie:
Verbeteren
Als je iemand met dementie vaak verbetert, geeft dat verdriet en onzekerheid. Hij of zij kan denken: ‘Zie je wel, ik kan niets meer’. Het heeft geen zin om te zeggen dat jullie al koffie hebben gedronken. Je kunt een tweede kopje drinken, of vrolijk iets anders voorstellen. Dat geeft een ‘normaal’ gevoel. Een gevoel van veiligheid.
Testen
Ga niet testen wat iemand met dementie nog weet. Dat kan veel verdriet geven. Testen is pesten, zeggen ze weleens. Een foto uit het fotoboek en halen en naar alle namen vragen? Je bedoelt het goed, maar het kan veel stress geven. Het is ook niet eerlijk.
Bij dementie ben je sommige informatie écht kwijt. Je kunt dat niet meer terughalen door steeds de vraag opnieuw te stellen. Het is er gewoon niet meer. Dat is verdrietig. Door de ander steeds te testen, maak je dat verdriet groter. Het zorgt ook voor angst.
Doen alsof je vrolijk bent, als je dat niet bent
Jouw humeur heeft invloed, maar je hoeft niet te doen alsof. Iemand met dementie kan jouw stemming nog steeds heel goed aanvoelen. Wordt het je teveel? Loop dan even weg. Lees ook het artikel: ‘Wanneer het even te veel wordt’
Alles voor de ander doen
Iemand met dementie kan nog veel dingen zelf. Misschien op een andere manier, misschien wat langzamer. Maar het is belangrijk om dat te blijven doen, zolang het nog kan.
Met een harde stem of heel snel praten
Dat geeft onrust en het gevoel dat er iets mis is.
Fluisteren
Dat geeft het gevoel dat er iets niet klopt.
Te veel vragen
Probeer niet te veel te verwachten.
De tips hierboven zijn basistips. Dementie is voor iedereen verschillend. Als je informatie zoekt over één onderwerp, kijk dan eens bij:
Bron; Samen Dementievriendelijk